Je hoort het mensen met een andere thuistaal wel eens verzuchten: ‘Oh, die Nederlandse lidwoorden… Zo moeilijk…’ Nou inderdaad. Niet alleen zijn er oneindig veel regels én uitzonderingen over welke woorden bij dit onzijdig lidwoord passen. Er bestaan ook nog eens verschillende soorten het. Niet zo vreemd dus dat ook kinderen even wat tijd nodig hebben om dit uit te vogelen…
Het regent
Het is één van die dagen in september die de herfst inluiden. Donkere lucht, gure wind, regenkleding-voor-het-geval-dat en het kinderdagverblijf behandelt de verschillende soorten paddenstoelen.
Hylke, net opgehaald van de crèche, wijst me op een omgevallen fiets.
‘Welke?’ vraag ik.
‘Kijk, kijk eens mem,’ zegt hij schooljufferig. ‘Déze fiets.’
Inderdaad, de harde wind had gezegevierd. Later fietsen we langs wuivend gras. Op de één of andere manier is een ritueel ontstaan dat Hylke er een spriet van wil plukken. Ik heb geen zin om te stoppen en leg uit dat het gras nat is.
‘Nee déze gras!’ roept Hylke verontwaardigd. Hee, denk ik, het gras tovert Hylke dus niet automatisch om tot dit gras, wat hij bij de fiets wel juist deed. Eigenlijk ook wel logisch, want het lidwoord de is verreweg het meest vertegenwoordigd in onze taal.
Kinderen nemen de of deze in eerste instantie dus als default-modus.
Ze hebben met lidwoord de de grootste kans dat ze het juiste te pakken hebben.
Zodra Hylke voldoende voorbeelden van lidwoord het uit zijn omgeving heeft gekregen, destilleert hij ‘vanzelf’ de juiste regels uit dit aanbod. Dit zal hij rond zeven à acht jaar bij de meeste woorden kunnen. Het Nederlands kent een aantal vaste regels voor toepassen van het, maar het blijft vaak gissen. Taalgevoelige Nederlanders twijfelen soms zelfs nog, laat staan niet-Nederlanders én… jonge kinderen.
De wind trekt aan. Een paar dikke druppels vallen uit de hemel. Met een zeer eenvoudig testje controleer ik Hylkes kennis van de het-regels.
‘Het gaat re-ge-nen,’ zing ik. Hylke echoot met zuivere stem: ‘De gaat re-ge-nen!’
Hee, toeval? Nog eens proberen. ‘De gaat re-ge-nen,’ zingt Hylke weer. Het gekke aan deze zin is dat het geen lidwoord is maar een zogenoemd loos onderwerp, een onderwerp zonder betekenis. Gekker is dat dit gebruik van het juist al wél snel door jonge kinderen wordt beheerst, ook door Hylke. Ik hoor vaak combinaties als ‘ik weet het niet’, ‘nu lukt het niet meer!’ of, betrokken als hij is, ‘gaat ‘t, mem?’
Waarom dan toch de gaat regenen? Ik benader Hylkes taalontwikkeling graag optimistisch. In dat licht vermoed ik dat Hylke zich langzamerhand bewust wordt van het onderscheid tussen de en het. In het gaat regenen benadrukte ik het mogelijk meer dan gewoonlijk, waardoor er in zijn kinderbrein een ‘lidwoordknopje’ omging: wacht, daar moet ik iets mee. Misschien kunnen we dit fenomeen vergelijken met traplopen: zodra je nadenkt over hoe je je voeten neerzet, struikel je.
Thuis loopt Hylke met natte haren naar de boekenkast. ‘Mag ik de boek van de herfst?’ Bewustzijn of niet, het laat nog even op zich wachten.
Bronnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Onderwerp_(taalkunde) Eigen en vreemd, meertaligheid in Nederland (2012), Leonie Cornips Het weglaten van lidwoorden in kindertaal: een verklaring vanuit het generativisme en constructivisme, scriptie F.G.H. Versteeg (UU, 2014)